Bij meer geld uitdelen hoort ook méér belasting heffen
26 oktober 2022
Mirjam de Rijk
En toen was het er opeens, het basisinkomen. Oké, het bedrag komt nog niet helemaal in de buurt, en het heet allemaal een beetje anders, maar de principiële horde is de afgelopen maanden ongemerkt genomen. De 190 euro die ieder huishouden in november en in december via de elektriciteitsrekening krijgt is in feite een basisinkomen. Net als de ‘teruggave energiebelasting’, dat andere bedrag dat iedereen cadeau krijgt via de energierekening (dit jaar 785 euro). Je hoeft er niet voor te werken en het is onafhankelijk van inkomen of vermogen: een basisinkomen dus. De enige voorwaarde is het hebben van een elektriciteitsaansluiting, daarom wordt er nog een oplossing gezocht voor huishoudens met collectieve meters.
Hebben de voorstanders van een basisinkomen de vlag al uitgehangen? Ik vermoed van niet. Sterker nog, van links tot rechts klinkt kritiek op deze generieke manier van geld verstrekken. Terecht?
Het aardige van het plotsklapse mini-basisinkomen is dat het de schijnwerper zet op een paar fundamentele vragen. Om te beginnen: voor wie is de overheid? Voor ons allemaal, of vooral voor degenen die het moeilijk hebben? Afgaande op de commentaren is de keuze helder: voor degenen die het moeilijk hebben natuurlijk. Sterkste schouders, zwaarste lasten, toch? Wie het geld niet nodig heeft, laat dat deze dagen dan ook stevig weten, soms vergezeld van een oproep aan nooddruftigen of hun helpers om zich te melden.
De vraag ‘voor wie is de overheid’ speelt trouwens ook bij een ander voornemen van het kabinet: de gratis kinderopvang. Ouders hoeven vanaf 2025 nog maar vier procent van de kosten te betalen, de rest is voor rekening van de overheid. Aangezien de ouderbijdrage op dit moment naar inkomen is, gaan de hoogste inkomens er straks het meest op vooruit.
Asociaal? Zonde van het gemeenschapsgeld?
Nee hoor. En ook de generieke energiecompensatie, het mini-basisinkomen, hoeft dat niet te zijn. Want uit heel veel onderzoek weten we: wie de publieke zaak liefheeft, moet ervoor zorgen dat iedereen regelmatig de geneugten ervan ervaart. Dus ja, ook de rijken, en zeker de middeninkomens. Dat zorgt voor draagvlak voor de verzorgingsstaat én voor draagvlak voor belastingheffing. Kinderopvang wordt straks een basisvoorziening, zoals het onderwijs. Voor de samenleving zijn kinderen best belangrijk, en het is niet per se logisch dat mensen met jonge kinderen honderden euro’s per maand minder te besteden hebben dan mensen zonder jonge kinderen. Zelfs niet als het om rijke mensen gaat.
Belastingen moet je als overheid wel durven heffen, ook op winst
Maar er is wel één voorwaarde, en die voorwaarde heet belastingen. Want het moet allemaal wel betaald, en op een eerlijke manier. Zodat de overheid er voor iedereen is én de rijkste schouders de zwaarste lasten dragen. Die belastingen moet je dan als overheid natuurlijk wel durven heffen. Op inkomen, maar ook op winst en vermogen. Al was het maar omdat daar meer mee wordt verdiend dan met arbeid.
En dat gaat niet helemaal goed. De belastingopbrengsten die het kabinet voor 2023 verwacht zijn een mooie illustratie. De belastingen en premies op arbeid leveren volgend jaar naar verwachting 147,5 miljard op, de winstbelasting 38,6 miljard en de belastingen op vermogen 14,8 miljard.
Daar, en niet bij die twee keer 190 euro of bij de gratis kinderopvang zit de pijn.
Over winst gesproken. Vorige week werd bekend dat het Eindhovense ASML, maker van chipmachines, afgelopen kwartaal 1,7 miljard winst maakte. Omgerekend ruim 53.000 euro per werknemer, in drie maanden tijd. Daarmee zijn we bij de andere fundamentele vraag waar het mini-basisinkomen de schijnwerper op zet: als de grootste winsten in deze tijd gemaakt worden door bedrijven waar naar verhouding weinig mensen werken, en er tegelijkertijd relatief veel mensen nodig zijn op plekken waar weinig winst te maken is, wordt het dan niet tijd om een deel van die winst te verdelen over iedereen? Niet met het doel om ervan te kunnen leven maar om rijkdom te delen. Noem het een burgerinkomen. Of liever het geld niet individueel uitdelen maar besteden aan publieke voorzieningen, zoals de kinderopvang?
Met het uitdelen heeft de regering in ieder geval al een begin gemaakt, nu het ophalen nog.