Peuters zijn een ‘markt’

20 september 2023

Mirjam de Rijk

Marktwerking in de kinderopvang was goed voor de kwaliteit en zou schaarste oplossen, dacht het kabinet-Kok. Inmiddels is de sector, voor het overgrote deel publiek gefinancierd, een wingewest voor private equity en beursgenoteerde bedrijven.

Het was voor veel mensen het eerste moment dat ze geconfronteerd werden met de verwoestende werking van private equity: het faillissement van kinderopvangorganisatie Estro in 2014. De verbazing was groot. Want hoe konden crèches, waar kosten en inkomsten over het algemeen keurig in evenwicht zijn, nou failliet gaan? Het faillissement was het gevolg van het verdienmodel van private equity: de eigenaar, het Amerikaanse Providence Equity Partners, had de aankoop van de kinderdagopvangorganisatie in 2010 gefinancierd met een lening, en de rente en aflossing daarvan moesten betaald worden door… crèches. Het ging in dit geval om een lening van bijna een half miljard. En Estro moest vijftien procent rente betalen.

Kinderopvang wordt in Nederland voor het overgrote deel collectief gefinancierd, betaald uit belastingen en premies. Maar ondanks deze collectieve financiering geldt er geen enkele restrictie op het maken van winst. Ook de Wet normering topinkomens geldt niet. Je zou misschien verwachten dat de ervaring met Estro genoeg was om private equity voortaan te weren uit de kinderopvang, maar niets is minder waar. Het afgelopen decennium nam de invloed van deze kapitaalfondsen juist sterk toe. Op dit moment heeft private equity twaalf procent van alle ‘kindplaatsen’ van kinderdagverblijven en de buitenschoolse opvang in handen. Dat klinkt nog bescheiden, maar de eigenaren zitten sterk geclusterd: in zestien gemeenten is meer dan vijftig procent van alle buitenschoolse opvang in handen van één private-equityketen, en in bijna evenveel gemeenten geldt dat voor de kinderdagverblijven. In sommige wijken zijn private-equitypartijen de enige aanbieder.

Het gaat om vier grote kinderopvangketens: Partou, de grootste aanbieder van Nederland met negenhonderd locaties, Babylou Family, CompaNanny en Samenwerkende Kinderopvang zijn in handen van private equity. Ook beursgenoteerde bedrijven zijn actief in de Nederlandse opvangmarkt. Kindergarden bijvoorbeeld is van het Amerikaanse Bright Horizons, dat wereldwijd meer dan duizend vestigingen heeft en behalve kinderopvang ook in de ouderenzorg en loopbaanbegeleiding zit. Naar verwachting gaan de kapitaalfondsen nog wel even door met het opkopen van kinderopvangbedrijven. Het private-equityfonds Waterland bijvoorbeeld, eigenaar van Partou, heeft een ‘oorlogskas’ van 140 miljoen euro voor aankopen in de deze sector.

Geert de Wit, tot voor kort bestuurder van De Kinderopvanggroep, een not for profit-kinderopvangorganisatie in de regio Tilburg, zag in de afgelopen jaren hoe de ene na de andere kinderopvang in handen van private equity en andere grote commerciële partijen kwam. ‘Stofzuigeren’, noemt hij het. Private-equitybedrijven schuimen de markt af naar overnamekandidaten en bieden een hoge overnameprijs, veel meer dan organisaties van maatschappelijke kinderopvang zich kunnen veroorloven. Met name de opvang in wijken met hogere inkomens is in trek bij private equity en andere grote commerciële partijen, omdat ze daar hogere uurprijzen kunnen vragen. Geert de Wit: ‘Het was in de sector überhaupt niet gebruikelijk om geld te bieden bij overnames: als het noodzakelijk is om te groeien of als een collega-stichting ermee op wilde houden, dan fuseerde je.’ De komst van private equity veranderde daarmee radicaal de mores, vergelijk het met de invloed van beleggers en andere rijke kopers op de huizenprijzen.

Wat is private equity?
Private-equityfondsen kopen met geld van kapitaalbezitters (bedrijven, rijke particulieren en pensioenfondsen) en met leningen van banken bedrijven op, om deze na een aantal jaren met winst door te verkopen. De oprichters van het private-equityfonds vragen van de kapitaalverschaffers een percentage van het ingelegde bedrag (vaak twee procent per jaar) én een percentage van de winst bij verkoop (vaak twintig procent). Bedrijven die zijn opgekocht door private equity moeten heel hoge rendementen leveren om te zorgen dat er na de hoge provisies voor de eigenaren van het private-equityfonds ook nog een flink rendement overblijft voor de kapitaalverschaffers.

De opvang die in handen is van private equity is duurder, zit vaak in wijken met relatief hoge inkomens en het verloop onder het personeel is bijna twee keer zo hoog, stelde onderzoeksbureau SEO afgelopen voorjaar vast. Het onderzoeksbureau bracht in opdracht van de minister de ‘markt’ voor kinderopvang in kaart. De opmars van grote commerciële partijen in de kinderopvang zorgt ook nog voor iets anders, merkt Geert de Wit. Om te voorkomen dat de kwaliteit wordt uitgehold door opkopers die slechts op winst uit zijn, is alles rondom de kwaliteit vastgelegd in regels. Regels waar mensen die in de sector werken, en soms ook ouders, helemaal tureluurs van worden. ‘Die zijn er vooral omdat er lui in de sector zitten die er gewoon niet thuishoren.’

De regels gelden trouwens alleen voor de werkvloer, constateert Daniëlle Baas, van de Branchevereniging Maatschappelijke Kinderopvang (BMK). ‘Aan de onderkant is alles dichtgeregeld, maar aan de bovenkant, bijvoorbeeld over de transparantie van de financiën, de bedrijfsstructuur of de betaling van de top, is juist niks geregeld.’

Net als in de zorg trekken de grote commerciële partijen ook in de kinderopvang personeel weg bij de niet-commerciëlen en bij kleine ondernemers. Officieel geldt voor iedereen dezelfde CAO, maar je kunt altijd de randen opzoeken. ‘Kom bij ons werken, dan kom je in schaal 7’, adverteerde Kindergarden vorig jaar. Normaliter beginnen de meeste pedagogisch medewerkers in 6. Na protest van de Branchevereniging Maatschappelijke Kinderopvang werd de campagne stopgezet. Dat de opmars van private equity niet goed ligt bij medewerkers bleek uit een enquête van de FNV, een paar maanden geleden; 77 procent van de kinderopvangmedewerkers sprak zich uit tegen private equity in hun sector.

Hoe heeft het zover kunnen komen? En wat maakt kinderopvang voor private-equityketens zo aantrekkelijk? En: is het kabinetsplan voor gratis kinderopvang een zegen of een vloek voor de grote commerciële partijen?

Tot eind jaren negentig werd de kinderopvang voor het overgrote deel verzorgd door stichtingen. Het kabinet-Kok maakte de sector echter een van de speerpunten van de grote operatie ‘Marktwerking, deregulering en wetgevingskwaliteit’. Door de schaarste aan opvangplekken zouden veel ‘klanten’ graag bereid zijn meer te betalen en daarmee zat er een goed verdienmodel voor ondernemers in, was de redenering. Zo kon de markt de schaarste helpen oplossen. De eerste stap was dat de gemeentelijke subsidies voortaan ook naar commerciële aanbieders mochten, de tweede was de Wet kinderopvang van 2005 waarmee de financiering veranderde.

Tot 2005 was er geen financiële relatie tussen ouders en de gesubsidieerde opvangorganisaties (naast de gesubsidieerden was er ook opvang gericht op bedrijven). De organisaties kregen subsidie van de overheid, de ouders betaalden een inkomensafhankelijke eigen bijdrage aan de overheid. Sinds 2005 betalen ouders rechtstreeks de opvangorganisatie, die zelf een uurprijs vaststelt. Ouders krijgen van de overheid een tegemoetkoming naar inkomen, de beruchte kinderopvangtoeslag. Waarbij de overheid wel een maximumvergoeding per uur hanteert: is de uurprijs van de opvang hoger, dan betalen ouders dat deel zelf.

De kinderopvang werd daarmee weliswaar een ‘markt’, maar de hoeveelheid publiek geld nam juist toe. Ruim zeventig procent van de kosten wordt via de kinderopvangtoeslag publiek gefinancierd: grotendeels uit de belastingen, deels via werkgeverspremies. Op dit moment gaat het per jaar om 2,2 miljard aan belastinggeld en 1,3 miljard euro werkgeverspremie.

In eerste instantie begonnen vooral kleine zelfstandigen die een kinderopvangbedrijf, liefkozend werden ze ‘papa- en mamabedrijven’ genoemd. Inmiddels zijn de meeste daarvan óf via overnames uitgegroeid tot grote bedrijven óf opgekocht. Op dit moment wordt nog maar elf procent van de kinderopvangplaatsen verzorgd door kleine ondernemers met één of twee vestigingen. Sommige kleine particulieren zijn trouwens maar wat blij met de grote opkopers, die bieden immers hoge overnamebedragen. Maar kleine ondernemers die een kinderopvang willen overnemen hebben pech, zij kunnen niet op tegen de bedragen die private equity biedt. Om een idee te geven om welke bedragen het gaat: een private-equityorganisatie betaalde meer dan vier miljoen euro voor een relatief kleine organisatie van zes locaties met weinig eigen vermogen. Terwijl kleine en middelgrote ondernemers nog zorgden voor een flinke groei van het aantal opvangplekken, kochten de grote commerciële partijen vooral bestaande opvang op. Bovendien ‘optimaliseerden’ grote ketens voortdurend hun bezit: wat onvoldoende rendeert, gaat dicht. Uit het SEO-onderzoek blijkt dat Partou tussen 2019 en 2022 twintig kinderopvangorganisaties overnam, met in totaal 3080 kindplaatsen. Maar ondanks deze overnames bleef het aantal kindplaatsen vrijwel gelijk, omdat het bedrijf ook 75 locaties sloot. Samenwerkende Kinderopvang, een van de andere private-equityketens, creëerde in diezelfde periode wel netto tweeduizend kindplaatsen, maar ook SK dankt haar groei met name aan de overname van zesduizend kindplaatsen, stelde SEO vast.

De Wit, die al zo’n dertig jaar in de kinderopvang werkt, is niet principieel tegen het bestaan van private equity, maar in de kinderopvang slaat het nergens op, vindt hij. ‘Private equity is iets voor risicovolle sectoren: financiers vragen dan een hoge vergoeding voor hun geld om het investeringsrisico af te dekken. Maar dat speelt in de kinderopvang helemaal niet.’

Bovendien is het geld van grote investeerders helemaal niet nodig, vindt De Wit: ‘Voordat die private-equitybedrijven het veld betraden had de kinderopvang helemaal geen externe financiers nodig, vaak zelfs nauwelijks bankleningen. Alle geld bleef binnen de sector en we konden onszelf prima bedruipen.’ Hij heeft begin dit jaar de 85 vestigingen van De Kinderopvanggroep in Tilburg ‘om niet’ overgedragen aan het onderwijs. Zij gaan voortaan de kinderopvang aanbieden, en kunnen zo opvang en onderwijs goed op elkaar afstemmen. ‘Uit nieuwsgierigheid heb ik de organisatie eerst laten taxeren’, vertelt De Wit. We waren tussen de 110 en 170 miljoen euro waard. Maar het zou natuurlijk waanzin zijn om het Tilburgse onderwijs dat bedrag te vragen. Dus hebben we onszelf gratis overgedragen.’ Sinds drie weken is hij voorzitter van de Branchevereniging Maatschappelijke Kinderopvang.

Ook voor groei lijken grote commerciële partijen niet nodig. Toen er alleen nog stichtingen waren groeide het aantal kindplaatsen hard, procentueel zelfs harder dan na 2005. Groei vergt geen grote financiële investeringen, want ruimtes worden meestal gehuurd. Het kunnen uitbreiden van de kinderopvang is vooral afhankelijk van voldoende personeel. De bewering van de directeur van Partou dat de groei die nodig is bij gratis kinderopvang alleen maar mogelijk is ‘als investeerders niet aan banden worden gelegd’ is echt onzin, stelt De Wit.

Private equity maakt op zoveel verschillende manieren rendement dat het vrijwel onmogelijk is om vast te stellen hoeveel er wordt verdiend met kinderopvang en hoeveel geld er wordt onttrokken aan de sector. Sale and lease back-constructies, waarbij het kinderopvangbedrijf spullen of gebouwen terug moet huren, stevige managementfees, hoge rentes op de leningen waarmee de overname is gefinancierd en ingewikkelde overnameconstructies ontnemen het zicht. Door een kerstboom van bv’s wordt vaak het betalen van belasting ontweken.

De hoge aankoopprijzen kunnen ook als ‘goodwill’ afgetrokken worden van de winst. Dat scheelt een hoop winstbelasting. ‘Op locatieniveau wordt veel winst gemaakt, maar op holdingniveau is die winst dan plotseling verdwenen’, vertelt een ingewijde. Het meeste geld verdient private equity door ‘buy, build, sell’. Groeien door zo veel mogelijk opkopen, en vervolgens doorverkopen (in de kinderopvang is dat gemiddeld na vier jaar) voor een (veel) hoger bedrag.

Private equity helemaal verbieden is lastig: dan vragen huidige eigenaren klauwen ‘compensatie’

Net als elders is ook in de kinderopvang de zogeheten EBITDA bepalend voor de overnameprijs. Dit is de winst vóór aftrek van rentekosten, belastingen, afschrijving en afboekingen. En daar zit ’m precies de kneep, vertelt Gijs van Rozendaal, onder meer oprichter van het Kinderopvangfonds dat innovatie en kwaliteit in de kinderopvang stimuleert. Want bedrijven met hoge schulden en rentelasten hebben toch een hoge EBITDA en zijn op de overnamemarkt veel waard.

En net als bij bijvoorbeeld tandartsen geldt bij deze overnames: de verkoopwaarde neemt spectaculair toe als de keten groeit. De samenvoeging van tien kleine opvangbedrijven is het veelvoudige waard van tien aparte bedrijven, en vijftig gezamenlijke vestigingen zijn weer veel meer waard dan vijf bedrijven met tien vestigingen.

Daarmee is private equity in feite een piramidespel, want het verdienmodel valt of staat met het hebben van een volgende koper, en dat kan niet altijd doorgaan. Over een jaar of vier breekt dat moment aan, denken ingewijden. Wie wordt dan de laatste koper? De pensioenfondsen, verwacht Jeanine Lemmens, bestuursvoorzitter van Partou in een interview in Management Scope. Anders dan private-equityfondsen zouden pensioenfondsen de kinderopvangketens niet kopen om ze na een paar jaar weer door te verkopen, maar om er langdurig rendement uit te halen. Partou ‘zou in de toekomst heel interessant kunnen zijn voor een pensioenfonds’, zegt Lemmens. Dat zou een opmerkelijke figuur opleveren: de pensioenfondsen nemen voor veel te grote bedragen kinderopvangbedrijven over van private equity, daarmee de kas van de private equity spekkend, en vervolgens moet de kinderopvang hoge marges maken om ervoor te zorgen dat de pensioenfondsen voldoende rendement maken op hun dure aankopen.

Van stichting naar private equity
Waterland is het eerste private-equitybedrijf dat zich op de kinderopvang werpt als het in 2001 Catalpa koopt. Kinderopvang valt bij Waterland onder ‘ESG’ investeringen: environmental, social and governance friendly. Vlak voor de overname was Catalpa nog een stichting, maar het bestuur maakte er een bv van om verkocht te kunnen worden. Hetzelfde gebeurde later bij de Stichting Kinderopvang Nederland, het begin van Partou.

Publiek opgebouwd kapitaal komt zo min of meer gratis in handen van de opkoper. Dat werkt zo: de koper betaalt weliswaar voor de aankoop, maar aangezien de voormalige stichting geen geld mag ontvangen, wordt dat bedrag als ‘beklemd vermogen’ toegevoegd aan het vermogen van de nieuwe organisatie. Het aankoopbedrag krijgt de koper dus eigenlijk meteen terug. Wel mag het geld alleen voor doelen gebruikt worden die in lijn liggen met de oorspronkelijke stichting. Maar die zijn vaak ruim geformuleerd. Belangrijk detail: de directeur en de bestuursleden van de voormalige stichting krijgen bij de verkoop van de bv vaak ook een flink bedrag.

In 2006 verkoopt Waterland het kinderopvangbedrijf aan Bencis, een ander Nederlandse private-equityfonds, dat het vier jaar later voor bijna een half miljard euro aan het Amerikaanse Providence verkoopt voor bijna een half miljard euro. De CEO van Catalpa was tegelijk grootaandeelhouder van Bencis en kreeg bij de verkoop ook 7,5 miljoen euro. Eenmaal in handen van Providence heette de kinderopvangketen Estro, en dat ging in 2014 failliet doordat Providence de aankoopsom als ‘schuld’ bij Estro neerlegde.

Een deel van Estro’s failliete boedel is daarna overgenomen door een investeringsmaatschappij, die het onder de naam Smallsteps weer doorverkocht aan het Canadese Onex, dat vervolgens een alliantie aanging met Partou, in handen van…. Waterland. De cirkel is zo weer rond. Misschien kan een promovendus nog eens uitzoeken hoeveel tijd en geld, en van wie, er zijn gaan zitten in deze stoelendans, en bij wie winst en verlies zijn terechtgekomen. Materieel, maar ook immaterieel.

Bencis is ook opnieuw eigenaar van een kinderopvangketen, de Samenwerkende Kinderopvang (250 vestigingen). De koop kwam na drie jaar aan het licht toen boze ouders die op onderzoek uit gingen naar aanleiding van de plots sterk stijgende uurtarieven van dertig procent. Belangrijke oorzaak: de rente die Bencis vroeg voor leningen.

Het plan van het inmiddels demissionaire kabinet om kinderopvang in de toekomst bijna helemaal publiek te financieren, is op het eerste gezicht smullen voor commerciële partijen. Want niet alleen zal de vraag dan flink toenemen, het biedt ook ruimte om de prijzen extra te verhogen. De uurprijs die de overheid vergoedt is weliswaar gemaximeerd maar wat bedrijven daar bovenop aan ouders vragen, niet. Rijkere ouders, die nu relatief weinig kinderopvangtoeslag krijgen, zijn straks zo goedkoop uit dat ze graag een paar euro per uur extra zullen betalen aan het opvangbedrijf – opvang is immers schaars. Met als gevolg verdringing van armere ouders, segregatie tussen sjieke en basic kinderopvang en kassa voor de kinderopvangbedrijven.

Maar de politiek heeft dat gevaar inmiddels goed in de gaten. Verantwoordelijk minister Van Gennip liet bureau Decisio onderzoeken hoe te voorkomen dat straks belastinggeld in de zakken van private-equitybedrijven en andere grote commerciële partijen terechtkomt. Het maximeren van het uurtarief en het maximeren van de schuld die een kinderopvangorganisatie mag hebben, werken waarschijnlijk het best, denkt Decisio. En natuurlijk voldoen aan de Wet normering topinkomens, verbieden van hoge managementfees, alleen lenen bij nette banken en transparantie van de begroting. Als een eigenaar van kinderopvang het anders wil kan dat, maar zonder collectieve financiering, dan betalen ouders daar het volle pond.

Private equity helemaal verbieden is lastig, dan vragen de huidige eigenaren klauwen ‘compensatie’. Een verbod op winst of het uitkeren van dividend is geen oplossing, constateert Decisio: het eerste gaat ten koste van de kleine ondernemers (voor wie winst in feite loon is) en private-equitybedrijven keren meestal geen dividend uit, ze hebben andere verdienmodellen.

Een dividend-verbod zou overigens wel kunnen voorkomen dat private equity z’n kaarten zet op pensioenfondsen als laatste koper, want pensioenfondsen willen wel dividend krijgen. De Tweede Kamer nam afgelopen juni met algemene stemmen een motie aan om als de kinderopvang bijna gratis wordt ‘prijsregulerende, winstregulerende en/of tariefregulerende maatregelen te nemen zodat publiek geld niet wegvloeit, segregatie wordt voorkomen en kansengelijkheid wordt bevorderd.’

De grote commerciële kinderopvangbedrijven en ook lobbyorganisatie Brancheorganisatie Kinderopvang (BK) voelen die bui al een tijdje hangen en zijn faliekant tégen het voorstel om de kinderopvang vrijwel gratis te maken. Ze vrezen voor hun rendementen, en naarmate kinderopvang meer beschouwd wordt als een publieke voorziening zullen bijvoorbeeld gemeenten er ook vaker voor kiezen om de opvang te laten organiseren door semi-publieke organisaties en niet door commerciële bedrijven.

In hoeverre een volgend kabinet de gratis kinderopvang doorzet is nog ongewis. Maar het kabinetsvoorstel heeft er in ieder geval voor gezorgd dat de maatschappelijke discussie over kinderopvang als verdienmodel volop is losgebarsten. Het maakt daarbij niet wezenlijk uit of de kinderopvang voor 96 procent publiek gefinancierd wordt of voor 73 procent zoals nu het geval is; die discussie zal niet snel verstommen.

De kinderopvangketens van private equity (met erachter de eigenaar) en de ‘labels’ waaronder ze bekend zijn:

Partou (eigendom van Onex uit Canada en Waterland uit Nederland): de vestigingen dragen inmiddels vrijwel allemaal de naam Partou. De ketens Smallsteps en Kidsfoundation zijn opgegaan in Partou.

Babilou Family (Antin Infrastructure Partners, Frankrijk): BLOS, Zonnekinderen, BijdeHandjes, Zein International Childcare.

CompaNanny (Ergon Capital, België): de meeste vestigingen dragen de naam CompaNanny, maar de vijf vestigingen in Den Haag zijn niet meteen herkenbaar als CompaNanny.

Samenwerkende Kinderopvang (Bencis, Nederland): ZO kinderopvang, Kids and Carrots, Speel-Inn, Topkids, Babbels, SamSam, De kleine wereld, Eigen & Wijzer, Big Ben kids, BenBelle, Puur, Les Petits, Fris!, RivaKids, Kidtopia.