Warme bakker
11 oktober 2023
Mirjam de Rijk
Dit wordt een heel impopulair stukje. Want het gaat over de warme bakker. Of beter gezegd: het gaat over het mkb, het midden- en kleinbedrijf, en daarbij denken we dat het over de warme bakker gaat. Of over de kapper, of dat leuke kleine beginnende bedrijfje op het voormalige industrieterrein (ambachtelijk bier, reparatie van muziekinstrumenten). Dat we juist dááraan denken is geen toeval. Want ga maar na: of het nou om coronasteun, energiesubsidie of juist over bedreigende overheidsmaatregelen voor bedrijven gaat, altijd verschijnt er een spreekwoordelijke warme bakker op het toneel. Naar voren geschoven door de lobbyorganisatie of gewoon vanwege het journalistieke cliché. En toegegeven, ook ik heb me er een keer aan bezondigd (dat was bij de energietarieven).
Over weinig onderwerpen zijn politieke partijen het zo eens als over het mkb, lieveling van links tot rechts. Het mkb wordt geassocieerd met hard werken, veel bijdragen (‘de ruggengraat van de economie’), het moeilijk hebben, een goed mens zijn. Voor links is het koesteren van het mkb een handige manier om te laten zien dat men heus niet tegen het (hele) bedrijfsleven is, voor rechts een veilige manier om het imago van het bedrijfsleven als geheel op te poetsen.
En ja, de kapper en de kleine bierbrouwer, het fantastische installatiebedrijf en die aardige uitvaartondernemer, ze vallen allemaal onder het mkb. Maar daarmee is ‘mkb’ nog niet een bewijs van goed gedrag of een logische bestemming voor overheidssteun. Alle bedrijven met minder dan 250 fte werknemers en vijftig miljoen euro omzet vallen onder het mkb. De beruchte directeuren-grootaandeelhouders die alle geld in hun bv oppotten en dat vervolgens ‘lenen’ van hun bedrijf om daarmee belasting te ontwijken: mkb.
Het mkb weet de weg naar de kerstboom aan bv’s en trustkantoren net zo goed te vinden als het grootbedrijf. ICT-bedrijven en adviesbureaus waar de winsten tegen de plafonds spatten: mkb. Uitzendbedrijfjes die arbeidsmigranten uitbuiten: mkb. Veel start-ups (dubbele lieveling: start-up én mkb) zijn eigendom van investeerders die de start-up binnen vijf jaar doorverkopen aan een groot bedrijf, want dat is waarom de investeerder erin gestapt is.
Er is weinig reden om het mkb als geheel de hemel in te prijzen
Dat is allemaal nog geen reden om ‘het’ mkb in negatieve zin over één kam te scheren. Maar er is ook weinig reden om het mkb als geheel te pamperen of de hemel in te prijzen, zoals nu gebeurt. Mkb-bedrijven betalen niet alleen een lager tarief aan winstbelasting (voor winsten tot tweehonderdduizend euro), ze hoeven over een flink deel van de winst überhaupt geen belasting te betalen, de zogeheten mkb-winstvrijstelling. En kijk even op de mkb-servicedesk voor het woud aan overheidssubsidies, borgstellingen en vrijstellingen.
Met de winsten van het midden- en kleinbedrijf gaat het door de bank genomen trouwens prima. Die namen sinds 2019 met maar liefst 52,7 procent toe. De omzet was afgelopen jaren met een toename van 25 procent trouwens ook niet verkeerd. Maar de woordvoerders van het mkb benadrukten bij het bekend worden van deze cijfers vooral dat de winsten in 2022 minder toenamen dan in het jaar ervoor. Het past bij rupsje-nooit-genoeg. Let maar eens op: de laatste tijd hebben bedrijven het in hun communicatie niet over hun winst als zodanig of over de winst in verhouding tot de omzet, maar of de winst is toegenomen ten opzichte van het jaar ervoor.
Op één gebied gedragen mkb-bedrijven zich grosso modo trouwens slechter dan het grootbedrijf: ze zijn vaak geen lid van hun brancheorganisatie. Wat boeit dat, zul je misschien zeggen, en hoezo is dat ‘slechter’? Nou, het is in Nederland zo geregeld dat CAO’s alleen ‘algemeen verbindend’ kunnen worden verklaard als in die sector genoeg bedrijven lid zijn van de werkgeversorganisatie. ‘Algemeen verbindend verklaren’ betekent dat ook bedrijven die er geen zin in hebben, zich aan de CAO moeten houden. Massaal geen lid worden van de brancheorganisatie is dus dé manier om CAO’s te ondermijnen.
Het gaat in het maatschappelijke debat vaak over het gebrek aan organisatiegraad van werknemers, maar misschien moeten we het ook maar eens hebben over het kelderende lidmaatschap aan de kant van werkgevers.