Hap, slik, rijker

31 januari 2024

Mirjam de Rijk

Niet alleen in voorheen publieke sectoren als de volkshuisvesting, de zorg en het onderwijs groeit de invloed van grote commerciële partijen. Het kapitaal kaapt ook bedrijven, en daarmee de economie.

‘Investeerder gaat Beter Bed ombouwen’
‘Invloed private equity bedreigt kwaliteit accountantscontrole’
‘Verkoop Arriva leidt tot ongerustheid’
‘ExxonMobil betaalt bijna $ 60 miljard voor concurrent’
‘Miljardenbelang neergelegd voor broodjeszaak Subway’

De berg vermogen dat op zoek is naar rendement maakt zich niet alleen meester van de zorg, het onderwijs of de kinderopvang, maar verandert ook het karakter van bedrijven. Niet de ondernemers bepalen de koers, maar aandeelhouders, vermogensbeheerders, private-equityfondsen en durfinvesteerders.

Dat pakt slecht uit voor de samenleving en de economie: voor burgers, voor ondernemers, voor consumenten en voor werknemers. Bedrijven worden handelswaar: dingen die je vooral hebt om snel weer te verkopen. Door het opkopen van concurrenten ontstaan kolossale, machtige spelers. Waar we vaak nog denken dat kapitaal dient om economische activiteiten te financieren, zijn de rollen steeds vaker omgedraaid: de economische activiteiten faciliteren het kapitaal.

Zes kapitale trends die het karakter van de Nederlandse economie drastisch veranderen.

1. Bedrijven als handelswaar
‘Wie is straks je exit-partner?’ Het was steevast een van de eerste vragen die Ahmed Ali indertijd kreeg van potentiële investeerders: aan wie kun je je bedrijf straks verkopen? Ali richtte vier jaar geleden samen met een compagnon Moodus Give op, een bedrijf dat donatiezuilen levert: ze lijken op de in/uitcheckapparaten van het OV, maar dan bedoeld voor donaties. Handig, nu vrijwel niemand meer cash bij zich heeft. Ali en zijn compagnon vonden enkele durfinvesteerders die bereid waren om er geld in te stoppen. ‘De horizon van investeerders is vier, vijf jaar, dan moet er gecasht worden door te verkopen, dat zeggen ze er van tevoren bij’, vertelt hij.

Het verbaast hem dat bedrijven handelswaar zijn geworden, en dat je daar op voorhand als ondernemer rekening mee houdt. ‘Mijn moeder vroeg laatst of ik het niet geweldig zou vinden als mijn kinderen later mijn bedrijf zouden overnemen. Dat was wel even slikken, het zit op geen enkele manier in het systeem.’ Dat durfinvesteerders of venture capitalists erop willen verdienen als ze geld in een bedrijf stoppen, is natuurlijk niet nieuw. ‘Maar de termijn waarop er gecasht moet worden en de hoge multipliers die geëist worden, dat is echt anders dan vroeger.’

Net als veel van zijn collega-techondernemers kan Ali als zijn bedrijf verkocht is ‘Founder made exit’ toevoegen aan zijn LinkedIn-profiel: iemand die niet alleen een bedrijf oprichtte, maar ook verkocht. ‘Dat is een enorme asset, dan krijg je een volgende keer veel makkelijker geldschieters die met je in zee willen.’

Nederland heeft een fantastisch klimaat voor start-ups, vindt hij. ‘Wist je dat bedrijven zoals wij, maar bijvoorbeeld ook Philips, dankzij allerlei regelingen vrijwel geen belasting hoeven te betalen? Zelfs geen loonheffing!’

Hij somt op waar Moodus als innovatief bedrijf gebruik van kan maken: de wet speur- en ontwikkelingswerk vergoedt een groot deel van de loonkosten, er hoeft nauwelijks winstbelasting te worden betaald dankzij de ‘innovatiebox’, en de overheid staat garant voor de leningen die het bedrijf aangaat. ‘Geweldig! Maar de revenuen ervan komen terecht bij mensen die toch al veel geld hebben, en in het buitenland.’ Want negen van de tien techstart-ups worden opgekocht door een buitenlandse partij.

Mergers and acquisitions heten bedrijfsovernames in jargon. Accountantsbureau kpmg schat dat er in 2021 voor 110 miljard euro aan bedrijven over de toonbank ging. In 2022 ging het vermoedelijk om een soortgelijk bedrag. Een schatting, want zowel de koper als de verkoper houdt de bedragen graag geheim.

2. Private equity aan de knoppen
Wat is de overeenkomst tussen restaurantketen Loetje, kledingmerk G-Star, openbaarvervoerbedrijf Arriva, Roompot-vakantieparken en de Hema? Allemaal zijn ze afgelopen jaren overgenomen door private-equityfondsen. Private equity koopt, met geld van rijke particulieren en institutionele beleggers, bedrijven op om ze na een aantal jaar met winst door te verkopen. Anders dan durfinvesteerders mikken private-equityfondsen juist op bedrijven die zich bewezen hebben. Q-Park en broodjesketen Subway (37.000 vestigingen wereldwijd) bijvoorbeeld. Roark Capital, de koper van Subway, betaalde er naar verluidt negen miljard euro voor. De nieuwe eigenaar wil de keten uitbreiden naar zestigduizend vestigingen en dan weer verkopen.

Dertig procent van de bedrijfsovernames in Nederland gebeurt inmiddels door private equity, blijkt uit cijfers van kpmg. Daarmee zit Nederland boven het Europese gemiddelde. In de VS gaat het om zo’n veertig procent. Demissionair staatssecretaris Hans Vijlbrief was onlangs op een avond in Pakhuis de Zwijger in Amsterdam uiterst kritisch over de opmars van private equity: ‘Het is überhaupt de vraag hoe je bedrijven aan kunt spreken, en dat wordt met private equity alleen maar moeilijker.’

De fondsen bulken wereldwijd van het geld. Volgens Bain & Company, een Amerikaans consultancybedrijf dat financiële cijfers verzamelt, staat er op dit moment nog zo’n 3700 miljard dollar klaar om bedrijven mee op te kopen. ‘Dry powder’ wordt het genoemd: kruit, kapitaal dat droog staat en op zoek is naar een prooi. Vandaar de grote belangstelling die private equity heeft om nieuwe sectoren aan te boren, zoals de kinderopvang en de zorg en bijvoorbeeld de accountancy. Dat laatste tot schrik van zowel de minister van Financiën als toezichthouder afm, die vrezen dat de focus op snel rendement botst met betrouwbare verslaglegging.

Wereldwijd heeft private equity volgens Bain al zo’n 2800 miljard dollar in bedrijven zitten. Of, zoals de sector het noemt, in ‘unexited assets’: ‘assets’ waar nog geen ‘exit’ op is gemaakt, die nog niet verkocht zijn. Het verdienmodel zit in het op allerlei manieren vergroten van de verkoopwaarde van het bedrijf. Door schaalvoordelen, maar ook door onderdelen af te stoten, het vastgoed te gelde te maken, door belastingconstructies, en een vorm van piramidespel: omdat er zoveel kapitaal op zoek is naar koopwaar, is er straks vast weer een koper die nóg meer betaalt. Zo zit Roompot inmiddels aan zijn derde private-equity-eigenaar, het Amerikaanse kkr; het bedrijf wordt iedere vier jaar doorverkocht. Dankzij het opkopen van kleine recreatieterreintjes én grote concurrent Landall heeft Roompot inmiddels ruim tachtig grote parken in Nederland en ruim driehonderd in Europa.

Hoeveel bedrijven in Nederland inmiddels in handen zijn van private equity is niet bekend, het Centraal Bureau voor de Statistiek houdt het niet bij. Zowel het cbs als het ministerie van Economische Zaken verwijst voor cijfers naar onderzoek van Het Financieele Dagblad van afgelopen zomer. Het is juist dankzij de ‘geringe overheidsinmenging’ dat Nederland geliefd is bij private equity, aldus de ingewijden.

Een van de sectoren waar private equity veel belangstelling voor heeft zijn onderhoudsbedrijven voor sociale woningbouw. Klandizie verzekerd, want corporaties besteden ieder jaar 7,5 miljard euro aan onderhoud en dat wordt door alle duurzaamheidsmaatregelen nog veel meer. Met ‘kralen rijgen’, het opkopen van kleine spelers, bouwen de opkopers onderhoudsconglomeraten. Aedes, de branchevereniging van woningcorporaties, maakt zich zorgen. ‘Private equity veroorzaakt vaak hogere prijzen door een te grote marktmacht’, zegt Ernst Koelman van Aedes.

Het opkopen van bedrijven om ze snel weer te verkopen is ook al lang niet meer voorbehouden aan private equity. ‘Het verschil tussen de verschillende soorten kapitaal is aan het vervagen’, zegt Arjen van Witteloostuijn, decaan van de economische faculteit van de Vrije Universiteit: ‘Ook familiebedrijven gaan zich als korte-termijn-investeringsfonds gedragen.’ Zo is het Thaise ‘familiebedrijf’ Central Group inmiddels eigenaar van warenhuisketens in Italië, Engeland en Duitsland, en sinds een paar jaar ook De Bijenkorf. Volgens Van Witteloostuijn hechten kapitaaleigenaren steeds minder aan waarde creëren. ‘Het gaat in feite om onttrekken: hoe haal ik er zo snel mogelijk zoveel mogelijk geld uit.’ Of zoals de econome Mariana Mazzucato constateerde: taking wordt belangrijker dan making.

Het gebrek aan officiële cijfers over private equity staat niet op zichzelf. Meer in het algemeen blijkt er bij de instituten die vrijwel álles bijhouden – het cbs, De Nederlandsche Bank, het kadaster, de Kamer van Koophandel – weinig bekend over het financiële eigendom van de Nederlandse economie. Terwijl het zowel economisch als democratisch relevant kan zijn om te weten. Doordat bedrijven vaak met tientallen of zelfs honderden entiteiten ingeschreven staan bij de Kamer van Koophandel, is het ‘lastig om door bedrijfsstructuren heen te kijken’, zegt het ministerie van Economische Zaken. Ook de vraag of een toenemend deel van de economie tot buitenlandse holdings behoort, blijkt moeilijk te beantwoorden, omdat veel bv’s slechts om belastingredenen in Nederland gevestigd zijn.

3. Groot groter grootst
Energie, banken, supermarkten, verzekeraars: voor vrijwel al onze basisbehoeften is de markt inmiddels in handen van een paar grote internationale aanbieders. Door ongekende schaalvergroting is inmiddels niet alleen sprake van Big Tech en Big Pharma, maar ook van Big Energy, Big Food en Big Finance. Met de overname van Aegon door asr is ook in de verzekeringswereld de ‘consolidatie’, zoals de schaalvergroting ietwat verhuld wordt genoemd, compleet. Bedrijven beschikken dankzij hoge winsten (en het maken van schulden, daarover straks meer) over grote ‘oorlogskassen’ voor overnames. Het aantal fusies en overnames nam afgelopen jaren sterk toe, blijkt uit cijfers van het cbs. Met ruim zestig procent sinds 2017.

De uitverkoop van Nederland heette het boek dat NRC-journalist Menno Tamminga in 2009 schreef. Want het gaat vaak om buitenlandse kopers. De levering van energie is bijvoorbeeld inmiddels bijna helemaal in buitenlandse handen: Eneco is van Mitsubishi, het vroegere Nuon van Vattenfall, Essent is van het Duitse E.ON.

Tegelijkertijd slaan ook de paar grote Nederlandse spelers die nog over zijn – Ahold, Heineken, asml – hun vleugels uit. Ahold nam onlangs voor 1,3 miljard euro een tweede supermarktketen over in Roemenië. De keten, Profi, was door een private-equityfonds klaargestoomd voor overname.

‘De grote, niet-nationaal gebonden ondernemingen hebben steeds meer macht ten opzichte van politiek, leveranciers, consumenten en concurrenten’, concludeert Tamminga.

Het zijn ondernemingen die too big to neglect zijn. En het heeft even geduurd, maar inmiddels is ook toezichthouder Autoriteit Consument & Markt (acm) wakker. ‘We maken ons zorgen over de marktmacht en stokkende concurrentie’, zegt hoofdeconoom Paul de Bijl van de acm. De acm heeft het ministerie van Economische Zaken gevraagd om een breder mandaat, om op te kunnen treden tegen problematische oligopolies.

4. Eigen aandelen opkopen
Wat doe je als er geen kandidaten zijn om op te kopen, maar het bedrijf dankzij hoge winsten wel veel kapitaal heeft? De eigen aandelen opkopen! Het is misschien wel het duidelijkste signaal dat bedrijven geld ‘over’ hebben. ing kondigde onlangs aan voor 2,5 miljard euro aan eigen aandelen in te gaan kopen, asml is bezig met een aandelen-inkoopprogramma van 12 miljard, Shell besteedde er afgelopen jaar maar liefst 6,5 miljard aan (waarmee, inclusief dividend, de beloning van Shells aandeelhouders in één jaar op 23 miljard kwam).

Het opkopen van de eigen aandelen is een manier om de winst ten goede te laten komen van de aandeelhouders zonder dat zij er dividendbelasting over hoeven te betalen. Bovendien verhoogt het de beurskoers van het bedrijf zonder dat er sprake hoeft te zijn van een beter presterende onderneming. Tot in de jaren tachtig werd het opkopen van eigen aandelen dan ook gezien als speculatie, en was het in de VS verboden. Volgens een berekening van de James Henderson Group, een grote assetmanager, besteedden de twaalfhonderd grootste bedrijven van de wereld de afgelopen zeven jaar maar liefst 6300 miljard dollar aan de inkoop van eigen aandelen. Geld dat ook gebruikt had kunnen worden voor investeringen, om werknemers beter te betalen, belasting te betalen of de prijs van producten te verlagen.

5. Leve de schuld
Gezien de hoge winsten en opgepotte vermogens zou je verwachten dat bedrijven daar hun overnames, aandelen-inkoop en dividenduitkeringen van betalen. Maar een belangrijke financieringsbron is schuld. Dat ontdekte onderzoeker Rodrigo Fernandez van Stichting Onderzoek Multinationale Ondernemingen (Somo). Niet alleen overnames, maar ook dividend en de aankoop van eigen aandelen worden vaak met leningen gefinancierd, zo stelde hij vast bij het doorploegen van de jaarrekeningen.

Rolef de Weijs, hoogleraar insolventierecht aan de Universiteit van Amsterdam (het recht rond ondernemingen die hun rekeningen niet kunnen betalen), herkent dat beeld. ‘Banken en andere financiers zijn een tijdlang ongelooflijk makkelijk geweest in het verstrekken van leningen aan grote spelers. Je zou verwachten dat banken als poortwachter fungeren, maar door de geldverruiming bulkten ze van het geld en leurden ze ermee. En vergeet niet: een bank die een lening verstrekt krijgt enorme fees voor het krediet en voor advieswerk.’

De schuld van niet-financiële bedrijven in Nederland is volgens cijfers van het cbs zo’n twaalfhonderd miljard euro. Het gaat hierbij niet om netto schuld, want bedrijven hebben ook vermogen, maar dat vermogen is lang niet altijd vrij te maken als de nood aan de man komt. Het is de vraag wat die schulden teweegbrengen nu de rente sterk is gestegen. Onlangs viel het Oostenrijkse vastgoedimperium Signa al om, opkoper van warenhuizen en tot voor kort ook eigenaar van De Bijenkorf. Signa had dertien miljard euro schuld en het onderpand bleek veel minder waard dan de banken was wijsgemaakt.

6. Risicoloos ondernemen
In 2020 nam de Tweede Kamer na een intensieve lobby vanuit de Amsterdamse Zuidas de whoa aan. Deze wet regelt dat bedrijven voortaan van hun schulden af kunnen komen zonder failliet te gaan. ‘Een soort jubilee voor ondernemingen’, zegt Rolef de Weijs. En dat doet altijd ergens anders pijn: bij de overheid, de toeleveranciers, de werknemers, de kredietverstrekkers. De Weijs constateert in de twintig jaar dat hij in het vakgebied actief is een duidelijke trend: het lukt bedrijven steeds beter om ondernemingsrisico’s bij anderen te leggen. Zo zorgen aandeelhouders er vaak voor dat hun financiering juridisch beschouwd moet worden als een lening in plaats van als risicodragend kapitaal. ‘Tien jaar geleden was de aandeelhouder gewoon z’n geld kwijt als het mis ging met een bedrijf’, zegt De Weijs. ‘Nu staat hij, dankzij slimme juridische constructies, vaak vooraan.’

Er is een grootscheepse overheveling van risico’s gaande van privé-investeerders naar de overheid, waarschuwt ook Angela Wigger van de Radboud Universiteit Nijmegen. Zij onderzoekt de financiële kant van de industriepolitiek van de Europese Unie. De EU, ontdekte zij, stelt zich maar al te graag financieel garant voor alles wat bedrijven kunnen betitelen als clean, green, digital, educational of een ander door de EU nagestreefd doel. Sinds de oorlog in Oekraïne valt daar ook de militaire industrie onder. ‘De EU is daarmee een soort Lehman Brothers aan het worden. Het EU-budget wordt meervoudig ingezet als garantie, met allerlei ingenieuze financiële instrumenten. Maar wat gebeurt er als die risico’s zich werkelijk voordoen?’

Exportkredietverzekering is een al veel langer bestaande vorm van het overhevelen van bedrijfsrisico’s, waarmee de Nederlandse overheid voor zo’n twintig miljard euro de risico’s afdekt van bedrijven die zakendoen in het buitenland, activiteiten die commerciële verzekeraars te risicovol vinden. Onder druk van de internationale publieke opinie beloofde Nederland twee jaar geleden te stoppen met garantstellingen voor de fossiele industrie, maar vorig jaar bleek dat het kabinet zich niet aan die belofte hield.

Moeiteloos somt Arjen van Witteloostuijn de nadelen op van de rol die het grote geld de afgelopen tijd in de economie heeft gekregen. De hoge schulden en de snelheid waarmee geldschieters kunnen toehappen of juist kunnen vertrekken, maken bedrijven kwetsbaar. En niet alleen verdwijnen er ongekende bedragen naar aandeelhouders, voor je het weet gaat het om een vicieuze cirkel. Want net als bij huizen zorgen rijke opkopers voor prijsopdrijving: van aandelen en van bedrijven. Daar betaalt de samenleving de prijs voor, de koper wil immers rendement op zijn veel te duur gekochte aanschaf.

Simpel gezegd: hoe meer er is betaald voor lucht, hoe moeilijker het is om winsten ten goede te laten komen van werknemers, consumenten of investeringen. En dat laatste is misschien wel het meest urgent. Van Witteloostuijn heeft het dan met name over het gebrek aan klimaatinvesteringen. ‘Dat bedrijven het vertikken om te doen wat nodig is heeft alles te maken met de rendementseisen van financiers en vermogensbeheerders.’ Sinds de ondertekening van het akkoord van Parijs, zo berekende Somo, spendeerden de vijf grootste oliemaatschappijen 428 miljard dollar aan hun aandeelhouders, inclusief 111 miljard aan opkoop van eigen aandelen. Terwijl ze tegelijkertijd weigeren fundamentele klimaatinvesteringen te doen. Ook de vakbeweging maakt zich steeds meer zorgen over de invloed van het kapitaal op de economie, op burgers en werkenden. Het wetenschappelijk bureau van de vakbeweging bracht onlangs de studie Hoe financialisering de economie overneemt en wat de vakbeweging eraan kan doen uit.

Inderdaad, wat te doen? De ideeën over hoe het kapitaal weer een ondersteunende in plaats van een dicterende en uithollende rol kan gaan spelen in de economie, zijn legio. Het begint eigenlijk met het beperken van de hoeveelheid kapitaal dat op zoek gaat naar rendement, zegt Kees Cools, emeritus hoogleraar corporate finance. Bijvoorbeeld door via de belastingen bovenmatige vermogens en winsten af te romen. ‘Dat helpt op meerdere fronten. Als je niks hebt aan bovenmatige winst, wordt het immers ook aantrekkelijker om de prijzen te verlagen of werknemers beter te betalen en behandelen.’

Van groot belang is ook het aan banden leggen van de kapitaalmarkten, zodat kapitaal niet iedere seconde van de dag over de hele wereld op zoek gaat naar het hoogste rendement. Van Witteloostuijn: ‘De vrijheid die kapitaal in de jaren negentig van de vorige eeuw heeft gekregen, kan natuurlijk ook weer worden teruggedraaid.’

Wat de Amerikaanse hoogleraar John Kwoka betreft moet er bovendien snel werk gemaakt worden van het opsplitsen van bedrijven die zo groot zijn geworden dat geen enkele vorm van toezicht ertegen opgewassen is. Van de econome Lenore Palladino komt het idee om publieke vermogensbeheerders aan te stellen. Het gaat haar te ver om ál het vermogen verplicht onder publiek beheer te brengen, maar vermogenden zouden op z’n minst de keuze moeten hebben om hun geld transparant, zonder hoge kosten, met heldere maatschappelijke kaders te laten beheren. Zo ontstaat er weer ‘geduldig’ kapitaal, essentieel voor bijvoorbeeld de energietransitie.

Maar het begint allemaal met herkennen hoe samenklonterend kapitaal de touwtjes in bedrijven steeds meer in handen heeft, en zoetjesaan de economie overneemt.

Who done it?

Alle vermogen is van iemand. Achter elk aandeel, elke euro van private equity of een investeringsfonds, zit een eigenaar. Is dit wat ze willen wat er met hun geld gebeurt? Weten ze überhaupt wat er met hun geld gebeurt? Durfinvesteerders in ieder geval wel, de hoge rendementseisen, het snel willen cashen: ze zitten zelf aan de knoppen. Bij aandeelhouders van beursgenoteerde bedrijven is de relatie minder rechtstreeks, zij kunnen zich verschuilen achter de vermogensbeheerders en beleggingsfondsen aan wie ze hun geld hebben toevertrouwd. Aandelen worden bovendien voortdurend verhandeld, al dan niet aangestuurd door algoritmen.

Maar ook hier zijn het toch echt de kapitaalbezitters zelf die de fondsbeheerders hun gang laten gaan. Al maanden probeert Myriam Vander Stichele van Somo erachter te komen wie eigenlijk de geldschieters van de olie- en gasbedrijven zijn. Blackrock, ’s werelds grootste vermogensbelegger, heeft tien procent
van de aandelen Shell in handen en stemt op aandeelhoudersvergaderingen van de multinational tegen klimaatinvesteringen. Maar namens wie belegt Blackrock? Het blijkt vrijwel niet te achterhalen.

Ook vermogenden en pensioenfondsen die hun geld in private-equityfondsen stoppen, zijn geneigd zich te verschuilen achter de beslissingen van de fondsmanagers. Het algemene verdienmodel van private equity is natuurlijk bekend: kopen en met winst verkopen. Maar waar die winst precies aan te danken is, is een grote black box. ‘Belastingoptimalisatie’, het over de heg gooien van kosten en risico’s, een vorm van piramidespel? Wie geld stopt in private equity hóeft van niets te weten. Want private-equityfondsen hoeven, anders dan beursgenoteerde bedrijven, geen jaarrekening op te stellen, dus niemand weet hoe en wat.

Hoe zit het dan met het duurzame en verantwoorde beleggen? Afgaande op berichten over alweer een duurzaam bedrijf, alweer een pensioenfonds dat belooft zich terug te trekken uit fossiel, zou je zeggen dat langzamerhand iedereen verantwoord belegt. Toch gaat hoogstens één procent van de beleggingen naar duurzame investeringsfondsen, stelt Vander Stichele.

Dat het beeld zo anders is, heeft niet alleen te maken met marketing, maar ook met verwarrende definities. Investeringsfondsen die bijvoorbeeld beweren rekening te houden met het klimaat, hebben het meestal niet over de effecten van hun beleggingen op klimaatverandering, maar of ze zich voldoende hebben ingedekt tegen de financiële gevolgen van klimaatverandering.

Investeerders? Eigenaren?

Het valt niet mee om een goede benaming te vinden voor degenen die bedrijven of aandelen kopen. ‘Investeerders’ klopt in de meeste gevallen niet, stelt de Amerikaanse econome Lenore Palladino. Want alleen als het bedrijf nieuwe aandelen uitgeeft, levert het financiering op. In alle andere gevallen geven aandeelhouders slechts geld aan elkaar. Neem Apple. Alleen degenen die in 1980 voor 97 miljoen dollar aandelen Apple kochten, verstrekten geld aan Apple. Het bedrijf, dat inmiddels zo’n drieduizend miljard dollar waard is, gaf daarna nooit meer nieuwe aandelen uit, aandeelhouders verkochten de aandelen slechts door aan elkaar. Geen ‘investeerders’ dus, maar wat dan wel? Het Engels kent ‘rentseekers’ (rendementzoekers) of ‘rentiers’ voor mensen die geld met geld maken, maar zo’n term ontbreekt in het Nederlands.

Ook het woord ‘eigenaren’ is problematisch als het om aandeelhouders gaat. Aandeelhouders zijn eigenaar van het aandeel, maar daarmee echt niet van het bedrijf, stellen kritische economen en juristen. Aandeelhouders zijn immers slechts een van de vele partijen waar het bedrijf een contractuele relatie mee heeft.