Ten strijde
18 september 2024
Mirjam de Rijk
Economie is oorlog. Winnen of verliezen. Een gevecht op leven en dood. Aldus generaal Mario Draghi. De oorlogsmetaforen vliegen je om de oren in het advies dat de 77-jarige oud-president van de Europese Centrale Bank opstelde voor de Europese Commissie. Ten strijde, tegen de VS, tegen China! Anders wacht ons niets minder dan een ‘langzame doodsstrijd’.
In de oorlog van Draghi is veel geoorloofd. De techindustrie moet geen strobreed in de weg worden gelegd, want regels zijn slecht voor het verdienvermogen. Draghi’s analyse van waarom Europa nauwelijks grote techbedrijven heeft is op z’n minst opmerkelijk: Europese landen maken het die bedrijven veel te moeilijk en daardoor ontstaan hier geen Microsofts. Echt? Alle bedrijven die enige potentie hebben worden eenvoudigweg opgekocht door (veelal Amerikaanse) grote jongens. Dat riekt eerder naar te weinig bescherming dan naar te veel regels.
Draghi is van de lijn dat als het kapitaal meer ruimte krijgt, dit als vanzelf leidt tot voorspoed. Hij gaat ervanuit dat de samenleving automatisch profiteert als er op een paar plekken veel geld wordt verdiend. Stijgt het Amerikaanse bruto binnenlands product dankzij Silicon Valley sneller dan het Europese, dan gaat het in de VS ‘dus’ beter dan hier. Een kortzichtigheid waarvan je dacht dat die langzamerhand echt voorbij was.
Draghi’s advies, dat door de voorzitter van de Europese Commissie meteen werd omarmd (Ursula von der Leyen: ‘Het wordt de basis voor de nieuwe Europese commissie’) bouwt voort op de eindeloos herhaalde mythe dat Europa zijn bedrijven nu nauwelijks steunt, in tegenstelling tot de VS en China.
Draghi heeft niets met de steeds breder wordende consensus dat oligopolies met grote (markt)macht slecht zijn voor de democratie en de economie. Bedrijven in Europa moeten, vindt hij, alle ruimte krijgen om via overnames zo groot en machtig mogelijk te worden. Dan kunnen ze het opnemen tegen Amerikaanse reuzen en tegen China. Alles omwille van een Europese industriële overwinning.
In een reactie wees de Duitse economie Isabella Weber erop dat Draghi blijkbaar niet doorheeft dat inmiddels alle grote bedrijven in feite mondiale ondernemingen zijn. Het hoofdkantoor van Mercedes Benz zit weliswaar formeel in Stuttgart, maar het bedrijf maakt én ontwikkelt een groot deel van zijn productie in China.
Zat er dan niets goeds in het vierhonderd pagina’s tellende rapport en in de 170 aanbevelingen? Wel iets. Om te beginnen de erkenning dat de komende jaren veel kostbare investeringen nodig zijn, ook van overheden. Voor de energietransitie, voor betrouwbare infrastructuur, voor een slimme economie die minder arbeidskracht nodig heeft. Helaas stelt Draghi geen voorwaarden aan die publieke investeringen, bijvoorbeeld dat de voorzieningen vervolgens ook in publieke handen moeten blijven of dat de revenuen bij de samenleving terecht moeten komen. Als het aan hem ligt is publiek geld ordinaire subsidie voor commerciële exploitanten.
Ook Draghi’s oproep om binnen Europa meer samen te werken is halfslachtig. Want het samen inkopen van defensiemateriaal of energie, zoals hij adviseert, is één ding, maar werkelijke samenwerking betekent: afstemmen wáár in Europa wat het beste kan gedijen. Dus geen Tata in Nederland, maar in zonnig Spanje. Zo ver gaat hij dan weer niet. Draghi wil af van een groot deel van de afspraken van de Green Deal en de prijs van alle energie (ook de vieze) in Europa verlagen. Terwijl zo’n beetje iedereen inmiddels weet dat hoge energieprijzen dé motor zijn voor energiebesparende innovaties. Toen de gasprijzen een paar jaar geleden over de kop gingen, bleken bedrijven zomaar tientallen procenten minder energie te gebruiken, zonder effect op de productie.
De reacties op het rapport waren opvallend mild, ook aan de linkerzijde van het politieke spectrum. Daar is men blij dat Draghi pleit voor gezamenlijke Europese leningen én blij met de erkenning dat er publiek geld geïnvesteerd moet worden. Zo blij dat het er nauwelijks toe lijkt te doen waar het geld vervolgens voor gebruikt wordt. En wie er de vruchten van gaat plukken.
Economie is geen oorlog. Het is geen alles of niets. Economie is vooral samenwerken. En gebruikmaken van de inzichten die de afgelopen jaren zijn opgedaan, in plaats van teruggrijpen op de competitiveness-retoriek van de jaren negentig van de vorige eeuw.