Uitspuwen
1 oktober 2025
Mirjam de Rijk
820.000. Of eigenlijk meer dan een miljoen. Zoveel mensen zijn in Nederland arbeidsongeschikt. Het aantal loopt de laatste jaren rap op. Ooit dreigde toenmalig premier Ruud Lubbers met opstappen als het aantal mensen met een WAO-uitkering de miljoen zou passeren. Het stelsel ging overhoop, de toegang tot de uitkeringen werd aangescherpt en de aantallen daalden stevig. Maar sinds een jaar of zeven neemt de arbeidsongeschiktheid weer snel toe. Alleen is dat, anders dan in de jaren negentig, nauwelijks een onderwerp.
Op dit moment hebben 820.000 mensen een arbeidsongeschiktheidsuitkering. Dat is minder dan begin deze eeuw, toen waren het er bijna 920.000. Het gaat dus op het eerste gezicht niet zo slecht. Zeker als je in aanmerking neemt dat de beroepsbevolking nu veel groter is dan toen: nu werken 9,8 miljoen mensen, in 2002 waren het er 7,8 miljoen. Maar er zit een adder onder het gras. Want bij de huidige 820.000 kunnen gerust een paar honderdduizend mensen opgeteld worden die in de bijstand zitten. Doordat de toegang tot de arbeidsongeschiktheidsuitkeringen sterk is aangescherpt, heten zij niet arbeidsongeschikt, maar ze zijn wel ‘onbemiddelbaar’. Wie bijvoorbeeld jong gehandicapt is komt tegenwoordig vrijwel niet meer in aanmerking voor de Wajong, maar is nog steeds gehandicapt – alleen nu in de bijstand.
Of het nou om 820.000 mensen gaat of om meer dan een miljoen, het is schokkend dat de arbeidsmarkt zo veel mensen uitspuwt. Honderdduizenden mensen die minder kunnen meedoen dan ze zouden willen. En dat in een samenleving waar iemands maatschappelijke waarde in hoge mate wordt afgemeten aan betaald werk.
Ooit was de toenmalige WAO voor werkgevers een soepele manier om van mensen af te komen (en voor werknemers een kans om met vroegpensioen te gaan). Maar met de huidige personeelskrapte zou je verwachten dat werkgevers er alles aan doen om mensen binnenboord te houden, ook als er psychische of lichamelijke ingewikkeldheden zijn. Bijvoorbeeld door het werk aan de mensen aan te passen.
Alleen, dan moet je om te beginnen een werkgever hebben. Maar liefst de helft van de mensen die arbeidsongeschikt worden, heeft dat namelijk niet. Zij werden ziek terwijl ze flexwerk deden of werkloos waren, en daarna was er niemand die zich om reïntegratie of wat dan ook bekommerde. De hoge arbeidsongeschiktheid is mede een gevolg van de Hollandse ziekte die flex heet: flexwerkers hebben twee keer zoveel kans om arbeidsongeschikt te raken.
Jaarlijks kukelen op het moment 69.000 mensen de arbeidsongeschiktheid in, terwijl het er in 2018 nog 43.000 waren, een opvallend snelle stijging. Natuurlijk, er was corona en de beroepsbevolking neemt toe en wordt ouder, maar dat verklaart maar een deel van deze toename, stelt uitvoeringsorganisatie UWV. Ook het grote tekort aan keuringsartsen, waardoor mensen bij gebrek aan beoordeling alvast een voorlopige arbeidsongeschiktheidsuitkering krijgen, verklaart maar een deel. De rest blijft gissen. En dat geldt zeker voor de opvallende toename van relatief jonge arbeidsongeschikten, tussen de 30 en de 45 jaar.
Bij bijna de helft van alle arbeidsongeschiktheid gaat het om psychische klachten, bij jong vaker dan bij oud. Er botst blijkbaar iets tussen werk en mensen. Maar wat dat is, en wat daaraan te doen is, daar is nog bar weinig onderzoek naar. Ook het ziekteverzuim neemt de laatste jaren toe. Van het ziekteverzuim is, zeggen de zieken zelf, 22 procent arbeidsgerelateerd. Al met al genoeg reden om de dynamiek van het huidige werkende bestaan eens goed onder de loep te nemen, zou je denken.
Maar niets van dat in de net verschenen partijprogramma’s van de belangrijkste politieke partijen. De vastlopende raderen van uitkeringsorganisatie UWV zijn wel een thema, maar het vastlopen van mensen in werk niet. Dus de kans is groot dat straks het uitkeringsstelsel op de schop gaat zonder iets aan de grondoorzaken van arbeidsongeschiktheid te doen. Aan flex, aan ongezond werk, aan de eis van voortdurende beschikbaarheid en bereikbaarheid, en misschien nog wel het belangrijkste: aan de intolerantie ten opzichte van iedereen die net iets minder productief of een beetje anders is dan de ideale werknemer.
Dan nemen de cijfers wel af, maar het menselijk leed niet.
			
					